Spoorloos
Het is donderdag en de ochtend begint zoals altijd: Een strijd tegen de klok. Terwijl ik tussen de boterhammen en drinkbekers door jongleer, galmt mijn stem als een militaire oefenleider door het huis. “Eet door!” “Poets je tanden!” “Ja, je gaat wél naar de wc voordat we vertrekken!” Mijn drie dochters – elk met hun eigen ochtendhumeur – ploeteren met wisselend succes door de ochtendroutine. Als we eindelijk op schema lijken, pak ik mijn telefoon voor de laatste check. Ik weet het eigenlijk al zonder de app te openen: Sylvie heeft wéér een andere chauffeur.
Sinds haar vaste chauffeur uit de roulatie is, krijgen we steeds nieuwe gezichten. Dat is voor niemand ideaal, maar voor Sylvie, die zoveel baat heeft bij structuur en voorspelbaarheid, is het helemaal een uitdaging.
‘Syl,’ zeg ik terwijl ik haar schoenen strik, ‘vandaag komt Stefan(fictieve naam) je ophalen met de bus.’ Ze fronst en begint meteen met haar vragenvuur: ‘Hoe oud is hij? Is hij een opa? Heeft hij korte haren?’ Ik weet het niet. Ik weet helemaal niets. Het is 7:50 en ik zie een bus de straat in rijden. ‘Daar is hij’ zeg ik en ik loop met haar naar buiten.
Haar hand losgelaten, mijn hart niet.
‘Wie ben jij?’ vraagt Sylvie zodra ze bij de bus aankomt. De man noemt zijn naam en bevestigt dat hij haar chauffeur is vandaag. Dan draait hij zich naar mij en vraagt: ‘Waar moet Sylvie ook alweer naartoe?’ Mijn wenkbrauwen schieten omhoog. Iedere chauffeur heeft een lijstje in de bus met de kinderen én hun bestemming. Waarom vraagt hij dit dan? Toch geef ik de naam van haar school en noem voor de zekerheid ook nog even de straat en het nummer. ‘Ja, gewoon even checken’ zegt hij nonchalant.
De deur sluit en de bus komt in beweging. Mijn ogen volgen de bus waar ik Sylvie nog iets zie gebaren, Haar handen in de lucht, haar mond beweegt, maar ik kan het niet meer ontcijferen. Er vormt zich een knoop in mijn maag. Mijn dochter is weg. Met een complete onbekende. En ik moet maar vertrouwen dat het goedkomt. De dag roept, dus ik laad de andere meiden in de auto en vertrek naar mijn werk.
Van de radar
Op mijn werk blijft het knagende gevoel zeuren. En dan, om 9:15, gaat mijn telefoon. Op het scherm: school. Mijn hart slaat een slag over. ‘Hoi,’ zegt haar leerkracht. ‘Komt Sylvie vandaag nog naar school?’
Mijn hart bonkt. ‘Ze is er niet?!’ vraag ik geschrokken. Normaal is ze rond 8:30 op school. ‘Nee,’ zegt hij, ‘We vonden het al vreemd, omdat je haar niet had afgemeld’. Mijn hoofd schiet direct in de paniekmodus. Waar is ze? Is het busje ergens van de weg geraakt? Heeft de chauffeur haar meegenomen naar weet-ik-waar? Mijn hart bonkt in mijn keel terwijl het ene doemscenario na de andere zich opdringt. Ik had vanochtend al zo’n rotgevoel, ik had gewoon mijn hart moeten volgen en haar niet mee laten gaan.
Ik bel direct de vervoersmaatschappij. Tot mijn verbazing krijg ik iemand aan de lijn die empathie toont. ‘Ik begrijp dat u zich zorgen maakt, ik ga de chauffeur direct bellen,’ zegt ze. Even later komt ze terug op de lijn: ‘Er was een omleiding, hij doet er langer over. Over tien minuten is ze op school.’ Tien minuten? Ze is al drie kwartier te laat! Hoe dan?! “Ik hang op en bel school. De leerkracht zegt dat hij het me laat weten zodra ze is aangekomen. Om 9:30 krijg ik eindelijk het verlossende bericht: Ze is er!
Op school houden ze haar extra in de gaten. Want we weten niet wat anderhalf uur in een bus met een vreemde met haar doet. Terwijl wij waarschijnlijk al lang vragen zouden stellen over de vertraging of de route, kan zij haar zorgen niet uiten. We weten niet precies wat ze denkt of wat ze hiervan meeneemt. Omdat ze het niet goed kan vertellen, letten we op elk klein signaal
Meer dan een naam
Ik werk mijn dag af, maar de onrust blijft zeuren op de achtergrond. En hoe langer ik erover nadenk, hoe bozer ik word. Dit had zó makkelijk voorkomen kunnen worden. Eén telefoontje. Eén simpele handeling! Hoe moeilijk is het om even de ouders of school te bellen als je flink vertraagd bent? Hoe kan dat nou níét in je opkomen?
In plaats daarvan zaten we met stress, paniek en onduidelijkheid. Omdat het blijkbaar te veel moeite was om op een knop te drukken en te zeggen: ‘Het duurt wat langer, maar alles is in orde.’ Eén simpel telefoontje. Maar dat telefoontje kwam niet. Geen bericht, geen uitleg. Alsof ze gewoon een naam op een lijst was. Maar Sylvie is geen naam op een lijst. Ze is mijn dochter. Een meisje dat werd gemist, door mij, door haar leerkracht en vrienden op school. En wij zaten in angst, omdat we niet wisten waar ze was.
Mijn werkdag zit erop. Ik kan niet wachten om haar op te halen. Ik geef haar een extra dikke knuffel en we stappen in de auto. ‘Zat je lang in de bus vanmorgen?’ peil ik voorzichtig. Hoopvol dat ze misschien iets deelt over wat ze heeft meegemaakt. ‘Ja,’ zucht ze, waarna ze in één beweging het gesprek overbrengt naar Elsa. Terwijl ik haar gevoelens zou willen ontrafelen, dwarrelt ze moeiteloos een andere wereld in—die van sneeuwvlokken en ijskristallen. Geen stress, geen angst, alleen Frozen.
En misschien is dat maar beter zo. Laat haar maar verdwalen in magische sneeuwavonturen. Laat haar hoofd gevuld zijn met prinsessen en ijsmagie, in plaats van met zorgen die ze toch niet kan plaatsen.
Die blijven bij mij.